Artikel: De eis in de hoofdzaak en toepassing van art. 704 Rv.

Groot & Evers staat voor kennis en kwaliteit, om die reden bieden wij u met regelmaat een juridisch artikel aan. Deze maand een artikel met het onderwerp: De eis in de hoofdzaak en toepassing van art. 704 Rv. Met name de verschillende manieren van het indienen van een eis in de hoofdzaak na het leggen van conservatoir beslag komen aan bod.

In het kader van het instellen van de eis in de hoofdzaak na het leggen van een conservatoir beslag, doemt de vraag op welke vordering er ingesteld moet worden om ten volle te kunnen profiteren van het gelegde conservatoire beslag. In sommige situaties kan het instellen van een “verkeerde” vordering namelijk leiden tot het verval van het gelegde conservatoire beslag.

Zo is het vorderen van enkel een verklaring voor recht geen geldige eis in de hoofdzaak voor een conservatoir verhaalsbeslag. Alsdan is het conservatoir beslag waardeloos geworden, omdat toewijzing van die vordering niet leidt tot het verkrijgen van een executoriale titel waarmee een vordering direct geïnd kan worden (zie voorzieningenrechter rechtbank Arnhem, 14 januari 2009, LJN BH0208, alsook voorzieningenrechter rechtbank Arnhem, 30 januari 2004, LJN AO5032). Verder is een vordering om over te gaan tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden geen eis in de hoofdzaak in de zin van art. 700 lid 3 Rv.

Voorts is de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (27 februari 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:3544) interessant: is de vordering in de hoofdzaak tot het verkrijgen van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling niet gelijk aan de vordering, ter verzekering waarvan het conservatoire beslag is gelegd, dan moet het (conservatoire) beslag worden opgeheven. Ook een wijziging van de eis in de hoofdzaak ~ van een vordering tot betaling van schadevergoeding in een vordering tot nakoming van een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst ~ kan leiden tot opheffing van een conservatoir beslag (zie rechtbank Noord-Holland, 10 juli 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:6183).

Indien geen executoriale titel te verkrijgen is voor een veroordeling waarvoor het conservatoir beslag ten dienste staat, leidt dit in beginsel tot opheffing van het conservatoire beslag. Met andere woorden, indien het conservatoir beslag niet kan overgaan in een executoriaal beslag omdat de eis in de hoofdzaak niet correspondeert met de vordering waarvoor het conservatoir beslag is gelegd, kan het conservatoir beslag worden opgeheven (vgl. gerechtshof Den Haag, 29 maart 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:897).

Het volgende praktijkgeval is ook interessant: er wordt een onroerende zaak in conservatoir beslag genomen. Middels een dagvaarding wordt de eis in de hoofdzaak ingesteld. Deze gerechtelijke procedure eindigt niet met een (veroordelend) vonnis, maar met een proces-verbaal van comparitie waarin (onder meer) is bepaald dat de gedaagde partij een bepaald bedrag zal betalen. De vraag is nu of het beslag op de onroerende zaak vervallen is. Gaat het beslag onroerende zaken krachtens art. 704 Rv van rechtswege over middels de betekening van de grosse van het proces-verbaal van comparitie? Het antwoord luidt bevestigend. Het beslag is niet vervallen. Het beslag vervalt weliswaar indien de beslaglegger zijn eis of verzoek in de hoofdzaak intrekt of daarvan afstand doet, maar hiervan is in dit geval geen sprake. De eis in de hoofdzaak is slechts gewijzigd en mondt uit in een door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Het gaat niet zozeer om een te verkrijgen veroordelend vonnis, maar om een te verkrijgen executoriale titel in de hoofdzaak, aldus de inhoud van art. 704 Rv. Ook een proces-verbaal van comparitie kan beschouwd worden als een executoriale titel.

Tenslotte is de volgende casus vermeldenswaardig: nadat er tijdig een eis in de hoofdzaak is ingesteld, is er voor dezelfde vordering (waarvoor een conservatoir derdenbeslag is gelegd) middels een kort geding-procedure een executoriale titel verkregen. Leidt de betekening van het kort geding-vonnis aan de derde tot het overgaan van het conservatoire beslag in een executoriaal beslag? De Hoge Raad antwoordde op 3 september 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM6082 inzake HCB/DHV) bevestigend. De wetenschap bij de derde dat de vordering, ter verzekering waarvan beslag is gelegd tijdig is ingesteld, volstaat. De gegrondheid en de omvang van de vordering zijn vastgesteld door de voorzieningenrechter. Daarmee heeft de beslaglegger een executoriale titel verkregen als bedoeld in art. 704 lid 1 Rv, waarmee het conservatoir derdenbeslag is overgegaan in executoriaal derdenbeslag. Dat deze titel niet is verkregen in de bodemprocedure doet daaraan niet af.

In dit kader kan ook de aandacht worden gevestigd op een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2010 (ECLI:NL:RBAMS:2010:BO3292). Ook het betekenen aan de derde-beslagene van een notariële akte van een vaststellingsovereenkomst waarin bepaald is dat de beslagene een geldbedrag verschuldigd is aan de beslaglegger, leidt tot toepassing van art. 704 Rv: het conservatoir derdenbeslag gaat over in een executoriaal derdenbeslag. De beslaglegger heeft immers een voor executie vatbare titel verkregen tegen de beslagene in vervolg op het conservatoire derdenbeslag.

Voor meer informatie aangaande dit artikel kunt u contact opnemen met een van onze medewerkers. Zie hiervoor onze rechtstreekse contactgegevens.